Posts tonen met het label humor. Alle posts tonen
Posts tonen met het label humor. Alle posts tonen

donderdag 17 juni 2010

Geef me hoop

Na de rode kaart voor Bafana Bafana besluit ik niet langer getuige te willen zijn van deze pijnlijke ondergang. Ik zet m'n laptop aan en ga op zoek naar dé Hollandse WK-hit van 2010. Die blijkt ook dit jaar ver te zoeken.

Voetbal en muziek zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Als haring en ui. Maar wat drijft iedere voetbalfanaat met eenYouTube-account ertoe een lied te produceren? Het moet de hoop zijn dit jaar eens te kunnen scoren. Al die Oranjebaretten en sambaballen, die moeten ergens uit terugverdiend worden.

Ik vraag me af hoe zo'n lied tot stand komt. Eerst moet er een invalshoek bedacht worden. Dat is dit jaar een open deur. Bij Holland hoort de leeuw, en de leeuw doet denken aan safari. Safari: Zuid-Afrika. De videoclip van Laat die Leeuw niet in Sy hempie staan Nie bevat dan ook in Paint vrijgemaakte leeuwen, bavianen en struisvogels met bewegende zwarte balkjes voor de bek. Ze doen denken aan de censuurbalkjes in Wegmisbruikers. Alleen hebben ze nu een heel andere functie: uitbeelden dat er gezongen wordt. De achtergrond is wazig gemaakt zodat je de kinderen met Artis petjes op niet meer ziet.

De Gebroeders Ko kiezen voor een loflied aan de Vuvuzela-toeter. Triomfantelijk zingen ze "Je hoort 'm in heel Afrika" en voor de duidelijkheid wordt het meisjesteam van Slotervaart opgevoerd. Niemand die het verschil ziet tussen een Surinaamse en een Afrikaanse, toch? Het voelt alsof er ieder moment een zwart geschminkte vrouw met een botje door de neus en een toeter in d'r lip voorbij kan komen.

Er zijn ook zangers voor wie de brainstormsessie niet ophield bij de ontdekking dat 'Hakuna Matata' rijmt op 'WK'. Zij moeten gedacht hebben: laat ik eens googlen op 'Zuid-Afrikaanse hits'. En zo heeft het kunnen gebeuren dat het anti-apartheidslied Joanna, Give me Hope genadeloos getransformeerd is tot Oranje Geef ons Hoop, Oranje Geef ons Goals of Oranje Spring Omhoog. In het laatste geval is er zelfs een oranje leeuw die krampachtig Jumpstyle bewegingen uitvoert op een springkussen.

Ten slotte is het van levensbelang dat tekst en beeld op elkaar aansluiten. Een man kijkt vanonder zijn gebogen petje naar de camera en wijst naar een gigantische klok in zijn handen terwijl hij zingt "Hey, de wedstrijd gaat zo beginnen". 'Brullen' kan niet worden uitgesproken zonder de handen om de mond te vouwen en als het over 'onze eeuwige rivalen' gaat verschijnt dezelfde man opeens in een jodelpakje met een pul bier in zijn hand voor een Duitse vlag.

Ik hoop dat Nederland het dit jaar ver schopt want als het om WK-hits gaat hebben we al verloren.

Link naar DJ Broadcast





- Posted using BlogPress from my iPhone

donderdag 20 mei 2010

Ik kan niks met een knol

"Zij kan het echt goed", zegt een blonde Amerikaanse tegen haar dochter. Ik zeg dat ik het nog nooit eerder gedaan hebt, en tik mijn paard als teken dat hij sneller moet gaan. De Amerikaanse kijkt me ongelovig aan. Op het moment dat ze 'no way!' roept maakt haar kleine bonkige paard een onverhoeds sprongetje. Ze is als de dood, ik zie de angstzweetdruppels langs haar zonneklep druipen. Ze gilt alsof iemand met een natte opgerolde theedoek op haar kont slaat. Ik kreeg net als zij een kleine knol toegewezen. Voor ik er uberhaupt op zat had ik vastbesloten tegen de begeleider gezegd dat mijn knol te klein was en gelukkig mocht ik een fier, zwart blinkend paard beklimmen. De adrenaline ruist door mijn lijf als ontstoken vuurpijlen. Mijn paard is op dreef. We daveren tussen rotsen, over rivieren en door bossen. Ik moet steeds de naaldbomen ontwijken, maar ik ben onbevreesd. Hoe had ik ooit kunnen denken dat paardrijden louter bestemd was voor meisjes met visgraatvlechten? Ik voel mij één met het paard, het naaldenbos, de koortsige zon en de grillige bergen. "Wat een aanstellers"', denk ik bij elke aanblik van de hijgende toeristen om mij heen. Twee Franse meisjes bespreken de overeenkomsten tussen paardrijden en een te ruwe vrijpartij. Stiekem voel ik natuurlijk ook wel die nietsontzienende stoten tegen mijn stuitje. Momenten dat ik ontzag voel voor die meisjes met visgraatvlechten. Dat ik mij afvraag of zij een ruwe worsteling in de slaapkamer beter kunnen verdragen door de pré-ontmaagding op hun pony. Ik geef me volledig over aan mijn paard. Gestroomlijnd, zoals ik ruiters op tv zie doen. Met een donkergroene Championstrui om mijn middel en in spijkerbroek. Ik ben een winnaar. We komen aan in het inheemse indianendorpje San Juan Chamula temidden van het Chiapas gebergte. Mijn paard krijgt een vluchtige afscheidszoen. Over drie uur gaan we weer terug, in de tussentijd ben ik weer klein,kwetsbaar en niet in staat de natuur aan te raken. De Amerikaanse dumpt haar knol bij de begeleider en maakt dankbaar gebruik van het afvallersbusje. Ik moet er niet aan denken, in zo'n dampende bus foto's schieten door het raam, met de flacon zonnebrand nog ongeopend in de tas en je handen op schoot gevouwen. Ik verkies de rinkelende belletjes van mijn kleurige zadel, de takken die in mijn gezicht slaan en de onvoorspelbare moerassen onder mij. Ook al loop ik de dag erna alsof ik met met mijn kont op een gloeiende barbeque ben gaan zitten.

woensdag 21 april 2010

De kledingverkoopster

“Mevrouw, mag ik wat vragen?” Geen reactie, alleen een stapel zwarte broeken die recht gelegd wordt. “Heeft u deze jas ook in maat S?” Ze zegt dat ik het bij de kassa moet vragen. Ik vraag het achtereenvolgens:
-Bij de kassa op de begane grond,
-Bij de pashokjes,
-Aan een verkoopster rechts van de kassa op de eerste verdieping.

Er staan twee rijen voor de kassa op de eerste verdieping. Ze reiken bijna tot aan de pashokjes waar de verkoopster van daarnet verveeld naar de kledinghanger in haar hand staart. Morrend sluit ik aan in de rij. Ik kijk op mijn horloge. 15.45.
Schuin achter mij staat een Duits meisje met, ik vermoed, haar moeder. Ze kijken met argusogen naar de rij voor mij die sneller inkrimpt. Het meisje zegt tegen haar moeder dat de rij niet kopt. Ik zeg dat dit een gangbare Hollandse rij is.

De jas is er nog in maat S. Even naar het magazijn bellen. Twee nagels met dikke witte randen nagellak slaan driftig op de toets met een ‘m’ erop. De Zara medewerkster (waar ook ter wereld) ziet er zo uit: getinte huid, zwart haar strak achter op het hoofd gebonden, centimeters dikke laag foundation, zwartomlijnde ogen en mond als een omgekeerde halve maan.

Ze krijgt een vriendinnetje aan de lijn. Er wordt gegiecheld en de nagels tikken nu rustig op de kassa. Ze bespreekt iets in het Turks. Het ziet eruit alsof ze vertelt dat haar nieuwe vlam vandaag op de zaak is verschenen. Ze heeft de hele dag met stapels chiffonzijde jurken gesjouwd, nu kan ze even bijkletsen. Ik kan haar toch niet verstaan. Even kijkt ze naar me, en ze stelt vast: nee, zeker geen Turkse.

Ze zegt dat de jas eraan komt. Een Antiliaanse (geen Surinaamse, die plakken hun donsharen rondom het gezicht niet met gel op hun hoofd) draagt een bruine trenchcoat en namaak Uggs. De knopen van haar jas lijken er bijna af te springen. Ze rekent een zwarte glimlegging en blauwe spijkerbroek met witte verfspatten af, maat 46. Ik speel twee potjes Patience op mijn iphone en check de tijd: 16.10.

De jas komt niet. Het meisje met de lange, witte nagels zegt: “Ik ga je jas halen, hij zit niet in de lift”. Ik knik en zeg: “Ok”. Ik begin te denken dat het misschien deel van de taakomschrijving is: ‘Laat klanten minimaal twintig minuten wachten. De wachttijd bevordert de aankopen aanzienlijk. Leg afgeprijsde artikelen in het zicht van de klant, dicht bij de kassa en plaats er een spiegel bij.’

“Sorry, maar ik heb ‘m niet meer” (alsof deze toko van haar is), en ze neemt weer gedwee plaats achter de kassa. Geen lachje, geen medelevende blik, geen pruillip, niks. Hup, daar gaat ze weer, terug in haar routine:
“Wilt u een tasje? Fijne dag.”

woensdag 10 maart 2010

Ik stem tomaat

De Arabische delegatie van het keukenpersoneel bij restaurant Kantjil & de Tijger stemde niet Sp, Pvda of Groenlinks. Nee, ze stemden Peeveedééaa. "Ik niet hoor", klinkt het uit de afwaskeuken. Ik kijk naar de Indonesische kok annex kunstenaar Ozzie. Hij staat op zijn tenen en reikt zijn linkerhand uit naar een afwasrek. Die hand is al weken gehuld in een rubber handschoentje om zijn brandblaren te beschermen. Hij steekt zijn bloempotkapsel tussen de kannen en kijkt mij aan: "Ik heb gestemd op tomaat".

maandag 8 maart 2010

Huismus

Mijn huisgenootje is een Duitse huismus met wie ik onder valse voorwendselen samenwoon. Zie, ik wilde de kamer die zij aanbood en zij wilde huiselijke gezelligheid. Ik denk dat ik in het afgelopen haf jaar twee avonden thuis was. Geen daarvan bevatte een uitnodiging van mijn kant om gezellig huiselijk te doen. Het Duitse huismusje sluit zo nu en dan de voordeur af zonder de sleutel daarbij uit het slot te halen. Dat resulteert er dan in dat ik de algemene deur niet in kan, waar zich de keuken en badkamer (1m2) bevindt. Het is woensdagnacht, na vieren, als ik strompelend de benedenverdieping binnenkom. Door mijn aderen stroomt wijn, bier en gore whisky. De stoffige, afgebladderde trappen naar de algemene deur kraken hard onder mijn pumps. Ik moet hoognodig naar de wc.
“Kut, kut, kut”. Wat een schijtwijf is het toch.
Omdat huismuis morgenochtend tentamen heeft en een slechte nachtrust van haar een onmogelijke feeks maakt, besluit ik niet tegen de deur aan te trappen. Als ik nou gewoon probeer te slapen, kan ik het misschien wel inhouden. Maar in welke positie ik ook lig, mijn blaas blijft kietelen. Hoe vaak ik mijn bekken ook intrek, geen blaasoefening is opgewassen tegen de zeurende drang om die straal ergens op te richten. Ik heb de keuze tussen een bloempot en een glas met een bodempje jus en drijvende schimmel. Die bloempot wordt vast een zooitje, dan moet die plant er weer uit, heb ik die aarde in mijn kamer rondslingeren. Ik hoop dat alles in het kleine glas past. Ik hurk boven mijn bed, de onderkant van mijn nachtjapon in mijn mond. De straal is ongecontroleerd en geel van de drank. Ik val in slaap aan de muurkant van mijn bed, ver weg van de urinevlekken, terwijl het glas dampende pis op mijn bureautje staat.
De dag erna komt huismus al vroeg terug van haar tentamen. Ik ben net klaar met de afwas, het staat nog in het afdruiprekje in de keuken. Ze duikt de koelkast in, pakt haar Duitse druivensap en reikt haar arm uit naar het afdruiprek. Mijn rechterhand klemt om een theedoek, de linker maakt heel even een schijnbeweging. Dan besluit ook de linkerhand dat het dan maar zo moet zijn. Ze slokt gretig haar sap weg.
“Und, wie gehts?”, vraag ik met een gulle lach, terwijl ik naar de aangekoekte geeloranje bodem van het glas kijk.

Hopeloos

Ik was al halverwege, voorbij Den-Bosch, toen hij sms-te. Hij was opeens ziek geworden.Of ik toch een andere keer kon komen. En het speet hem heel erg. Ik zat al anderhalf uur met knikkende knieën en een dikke brok in mijn keel van de spanning in een koude trein. Om zeven uur was ik opgestaan, mijn gezicht had ik flink opgemaakt, haren gestyled en een topje aangetrokken waarvan het label zei dat het lingerie was maar door mij niettemin als ultiem wapen der verleiding op dinsdagmiddag op de kast getrokken werd. Vastberaden om mijn treinreis naar Amsterdam voort te zetten sms-te ik terug dat ik al voorbij Utrecht was en dus echt niet meer terug kon naar Maastricht. Hij probeerde mij er nogmaals van te overtuigen dat ik maar beter een andere keer kon komen, maar ik had mijn zinnen al gezet om een dagje daten onder de wol.
De weg naar zijn appartement was een lijdensweg. Ik begon zo langzamerhand de neiging te krijgen mijzelf voor de kop te slaan. Amsterdam centraal was een doolhof op zich, de busreis uiterst ongemakkelijk door de buschauffeur die mij het ene na het andere oneerbare voorstel deed. Natuurlijk kon ik hem negeren en achterin de bus gaan zitten, maar hij liet mij gratis reizen en wist waar ik uit moest stappen. Ik stapte de bus uit met een gevoel alsof zojuist ontwaakte na een slechte one-night-stand. Met een kater. De straffe wind sloeg in mijn gezicht, ik kruiste velden over waaraan flatjes lagen die allemaal exact hetzelfde uitzagen.
In de lift van het derde complex toefte ik snel nog wat poeder op mijn jukbeenderen, en verwisselde ik mijn ballerina’s voor een paar torenhoge hakken. Mijn hart klopte zo snel dat ik niet wist of ik wel iets uit zou kunnen brengen als hij de deur zou openen. De melkglazen deur ging open en de schim erachter kreeg gestalte. Maar ik zag niks van de jongen die op wintersport mijn hart sneller liet kloppen. Hij was de beslissende factor in mijn doodgebloede relatie, hij maakt mij aan het lachen als er niets te lachen viel. Hij reageerde niet zoals in mijn gedachten. Hij tilde me niet op, draaide me niet in het rond en zoende me niet als nooit te voren.
“Kom binnen”, zei hij kortaf, en verdween de slaapkamer in. Daar rook het naar ongewassen sportsokken. Een uitklapbed stond middenin de kamer en een oranje met bruine deken bedekte hem tot onder zijn neus. Het geheel zag er mistroostig uit. Ik ging naast hem liggen, op mijn zij. Zo kon mijn decolleté hem toch onmogelijk ontgaan? Hij had er geen oog voor. Het enige dat hij kon uitbrengen was dat hij zich zo ontzettend slecht voelde. Ik probeerde een zoen te ontlokken. Mijn gezicht hing ik boven de zijne. De adem die toen uit zijn mond ontsnapte dreef mij onmiddellijk weg. Hij rook naar honger, kool en zure sinaasappelsap. Nu begon ik mij echt af te vragen hoe hopeloos ik was. Ik had er op aangedrongen om de date door te zetten, terwijl hij nog te ziek was om te praten. Toen zei hij opeens:
“Tot hoe laat blijf je, want mijn vriendin komt straks nog even wat fruit brengen”. Ik dacht even dat mijn gehoor mij in de steek liet. Hij keek me aan als een uil. Ik raapte mijn spullen bij elkaar en haastig verliet ik het appartement en hem. Voor altijd.

Een ode aan Tijl

In zijn Pogingen tot Humor doet docent Tijl Rood uit de doeken hoe hij zijn vriendin in 116 seconden bezwangerde en dat hij de eikel na elk toiletbezoek even droog dept met wat wc-papier. In een van de werkopdrachten hekelt een student deze intieme uitspraken. Daar zit hij dan, in zijn vertrouwde felblauwe skinnyjeans, kortgekapte rossige haar en een sullig kopje espresso. Met het oog op de reële kans dat hij het in het vervolg uit zijn hoofd laat dit soort gevoeligheden tentoon te spreiden, besluit ook ik een brief aan Tijl te schrijven. Een ontboezeming van mijn eigen toiletescapades. Als een soort ode aan zijn openheid en het incasseren van de klappen van de valse student met een glimlach.

Woensdagnacht. Het is al na vieren. Door mijn aderen stromen wijn, bier en gore whisky. De stoffige, afgebladderde trappen kraken hard onder mijn pumps. Ik moet hoognodig mijn blaas legen. Mijn Duitse huisgenote, of ‘Das Luder’, heeft de tussendeur naar de badkamer en keuken weer eens van de binnenkant afgesloten. Omdat een slechte nachtrust van Das Luder een onmogelijke feeks maakt, besluit ik niet tegen de deur aan te trappen of haar hardop te vervloeken. Als ik nou gewoon probeer te slapen, kan ik het misschien wel inhouden. Maar in welke positie ik mij ook manoeuvreer, mijn blaas blijft kietelen. Hoe vaak ik mijn bekken ook intrek, geen blaasoefening is opgewassen tegen de zeurende drang om die straal ergens op te richten. Ik heb de keuze tussen een bloempot en een glas met een bodempje jus en drijvende schimmel. Die bloempot wordt vast een zooitje, dan moet die plant er weer uit, heb ik die aarde in mijn kamer rondslingeren. Ik hurk boven mijn bed, de onderkant van mijn nachtjapon tussen mijn tanden geklemd. De straal is ongecontroleerd en geel van de drank. Ik val in slaap aan de muurkant van mijn bed, ver weg van de urinevlekken, terwijl het glas dampende pis op mijn bureautje staat.

De dag erna komt Das Luder al vroeg thuis. Ik ben net klaar met de afwas, het staat nog in het afdruiprekje. Ze duikt de koelkast in voor een pak druivensap en reikt haar arm uit naar het afdruiprek. Mijn rechterhand klemt om een theedoek, de linker maakt heel even een schijnbeweging. Dan besluit ook de linkerhand dat het dan maar zo moet zijn. Ze slokt gretig haar sap weg.

“Und, wie gehts?”, vraag ik met een gulle lach, terwijl ik naar de aangekoekte geeloranje bodem van het glas kijk.