Anne-Wil Petterson ziet eruit als een draconische schooljuffrouw. Ze zit in de schoolbank alsof iemand een latje langs haar rug houdt. Ze heeft een A5 schrijfblokje voor zich liggen en met beiden handen houdt ze een pen vast. Ze draagt een donkerblauw wollen vest en platte zwarte schoentjes, die precies evenredig zij aan zij staan.
Ik zit nog maar amper, als ze de onrustbarende mededelingen uitspreekt.
'Telefoons uit en in de tas graag. En wie de drang voelt met zijn of haar buurvrouw te overleggen wordt vriendelijk verzocht elders in het gebouw plaats te nemen.’ Dan bedenkt docente Anne-Wil Petterson dat het raam achter mij open moet staan. Niets mag ons concentratievermogen belemmeren. ‘Heeft iemand hier problemen mee?’Ze scant indringend onze gezichten.Ik voel een rilling over mijn rug en terwijl ik naar de overeind staande haartjes op mijn arm kijk, schud ik ontkennend mijn hoofd.
Persoonlijke bronnen verkennen. Daar gaat het Petterson om. De eerste opdracht is meteen een schot in de roos. Ze wil dat de studenten tot in de finesses beschrijven hoe zij een bepaalde maaltijd ervoeren toen zij een jaar of zeven, acht waren en thuis woonden. Dit is per definitie al erg persoonlijk, want niet ieder kind is thuis opgegroeid.
‘Laat nooit iets weg omdat je niet wilt dat een ander het leest’, drukt Petterson ons op het hart. ‘Je mag er wel voor kiezen om je verhaal niet voor te lezen. Maar nooit andersom.’Haar belerende toon krijgt prompt een nieuwe lading. Ik voel mij beschermd, alsof zij met een metalen schild voor mij gaat staan als iemand vraagt: ‘Hoe was jouw jeugd?’ De straffe wind in mijn rug tempert mijn abrupt opzette hoofdpijn. Ik koester de afwezigheid van mijn mobiele verleidingen en de geïsoleerdheid. Niemand die op mijn blaadje meekijkt en als een onzekere tienjarige vist naar mijn verhaaltje.
Ik denk aan Hugo Borst, Jan Wolkers en Joost Zwagerman. Aan hoe ik benijd dat zij zo onbesuisd openhartig kunnen zijn. Een bevrijdend gevoel neemt mijn pen over en ik doe uitvoerig uit de doeken hoe ik die specifieke maaltijd: aardappelen met spinazie en een kotelet, ervoer. We lezen allemaal ons verhaal voor. Als ik aan de beurt ben voel ik een brok in mijn keel ter grootte van een appel. Kortademig lees ik mijn verhaal voor. Stiekem laat ik toch het een en ander weg. Schrijven is ten slotte schrappen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten