zondag 30 januari 2011

De Limburgse herberg

Rechts van mij een vrouw met een kampsyndroom:
"Het ergste wat je kunt doen is je kinderen het recht ontzeggen om hun ouders te zien. Ik heb nooit afscheid kunnen nemen van.."
Links de helderziende jeugdvriend van mijn vader:
"En weet je wat ik toen zei? Ik zei vergeven kan ik, maar vergeten, vergeten nooit.."

Aan de andere kant van de kamer onderbreekt mijn vader de monologen:
"Shinta, heb je Tineke al ontmoet, van die dichtbundel? Tineke, Shinta schrijft ook.."
Ik vouw mijn handen om mijn oren. Mijn rug gloeit. In mijn hoofd voel ik steken en kloppingen, alsof er een orkest met trommels, trompetten en een gong losbarst. Ik excuseer mij. Snel loop ik naar het toilet en sluit mezelf op. Ik luister naar het zoemen in mijn oren en fantaseer dat ik voor altijd hier mag blijven, in het donker met niets meer dan het rustgevende gezoem om mij heen.

De realiteit is anders. Ik ben op mijn vaders verjaardag en dat betekent een huis vol mensen die ik grotendeels niet ken; alles van mij willen weten; een ontzettend interessant levensverhaal hebben of anderszins mijn vaders empathie gewekt hebben.

Er moet iemand naar het toilet.

Nukkig verlaat ik het toilet en ga aan de andere kant van de woonkamer zitten. Een Indonesische jongen genaamd Tarzan zit naast me. Ik probeer een flauw grapje, hij spreekt de taal niet goed genoeg om er om te kunnen lachen, ik heb geen zin om het in gebrekkig Indonesisch uit te leggen. Een Arabisch uitziende man heeft een foto-album meegenomen. Hij begint uit te leggen. Toen hij nog in Irak woonde maakte hij zelf aquariums. Hij was kunstenaar, verdiende veel geld. Nu kan dat niet meer, want hij moest vluchten vanwege zijn geloof. Het enige wat hem nog herinnert aan zijn leven daar zijn de foto's. Het zijn kitscherige aquariums, gevuld met miniatuurkerkjes, speelgoedauto's en schelpen. Ik spreek geen Irakees, hij spreekt niets anders dan Irakees maar maar we begrijpen elkaar.

Mijn ouderlijk huis is een soort herberg. In de zomer stond er fervent Hare Krishna-aanhanger op de stoep, in wit gewaad met blote voeten en gitaar bewapend. Soms slapen er backpackers die op doorreis zijn in de logeerkamer. Dan legt mijn vader handdoeken klaar en maakt mijn moeder een traditionele Indonesische maaltijd. Als klein meisje keek ik eens stiekem in de rugzak van een Duits meisje. Haar hele leven leek er in te zitten. Ik dacht: Ze heeft zo weinig maar eigenlijk is ze heel rijk.

Zo kijkt mijn vader vast naar mij. Laat haar nu maar balen, eigenlijk is ze heel rijk.

Ook te lezen op www.djbroadcast.nl



- Posted using BlogPress from my iPhone


Geen opmerkingen:

Een reactie posten