maandag 28 juni 2010

Ruggengraatloos

Studeren in het weekend en een bijbaantje in de horeca. Het klinkt niet bepaald soepel in één zin. Bekt niet lekker. Al acht jaar denk ik dat ik het kan. Op vrijdag een sloof voor en op zaterdag aan de bak voor mijn deadlines. Een mooie gedachte, maar een met zonnebloemen overdekte Siberische hoogvlakte is een waarschijnlijker scenario.

Als ik het restaurant binnenloop is daar al de eerste beproeving. Test: heb ik ruggengraat? Ik scan de zaal. Wie is er aan het werk? Een, twee, drie. Jezus, vier jongens van het dispuut en mijn favoriete manager. Ik geef me al bijna gewonnen. “Lampies! Ga je mee lurken vanavond?” Ik wil uitgebreid beargumenteren dat het helaas niets wordt want ik heb maandag hééél belangrijke deadlines en ik moet ook nog een proefcolumn schrijven voor..

Mijn antwoord wordt niet afgewacht. Ik kijk beteuterd naar de rug van mijn collega en vraag mij af hoeveel toeristen vandaag nog gaan vragen naar de gebarentaal op onze shirts. En hoe vaak ik dan moet vertellen dat het de naam van het restaurant is. En dat Kantjil dwerggeit betekent. “Kijk, daar staat het geitje”, en dan wijs ik naar een abstract houten beeld.

Nadat ik zes uur lang met een kunstmatige, ik bedoel welgemeende, glimlach dienbladen van een vierkante meter heb gesleept verdien ik een witbiertje. Met citroen. “Wil jij mij alsjeblieft om twee uur naar huis slepen”, smeek ik mijn collegaatje die ook héééél belangrijke deadlines heeft. Ze knijpt in mijn hand en knikt.

Alles is een roes tot we een Chinese karaokebar uit worden gezet . Zo een waar het muziekrepertoire bestaat uit zoetsappige r&b met nagespeelde clips en ondertitels waarin ‘r’-en steeds voor ‘l’-en worden aangezien. Het Chinese barmeisje van daarnet draagt een te lichte huidkleurige panty. “Hoe lang zijn we hier binnen geweest?” Mijn collegaatje haalt haar schouders op. “We hebben allebei geen ruggengraat”, zegt ze en veegt iets stroperigs van haar mond.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten