© Helen Levitt, courtesy Laurence Miller gallery
Het is 1942, New York. Poppy, Augello, Ruby en Coretta spelen verstoppertje in de achterafstraatjes van Brooklyn. “Kom, we halen Lauryn op. Ze is weer beter. Ruby mist haar hartsvriendinnetje. De meisjes stemmen in en samen lopen ze richting East Flatbush om te vragen of Lauryn buiten komt spelen. Ze moeten nog één block als Poppy opeens stil staat. Ze staat nog maar met één voet op de grond. Haar linkerhand maakt een halt-gebaar en de rechter gaat naar haar mond. Poppy zuigt op haar duim en kijkt dromerig naar de gemetselde muur aan de overkant van de stoep. De andere meisjes zien het ook. Augello durft niet te dagdromen. Ze staat met haar arm in haar zij, alsof ze wil zeggen: “Ik zie het wel maar ik weet nog niet wat ik ervan moet denken, hoor”. Ruby snapt het allemaal niet zo, maar blijft verschuilt zich toch maar achter haar grote zus. “Het is maar bellenblaas. Jullie kijken alsof het goud regent”, zegt Coretta bits. Normaal luisteren ze altijd naar haar, nu lijkt het net of ze haar niet eens horen. Wat is er nou zo bijzonder aan die zeepbellen? Poppy zegt enthousiast dat ze zeker weet dat er achter die muur nog veel meer bubbels zijn. Peter Pan is daar, hij blaast bellen voor Tinkebel! Die woont ook in zo’n bel, dat heeft mama laten zien in mijn voorleesboek. “O, echt?” Augello kijkt haar ongelovig aan. Ruby kijkt naar Augello en dan naar Poppy. Ze vinden het reuze spannend dat er een echt sprookjesfiguur achter de muur woont. De meisjes zien een bos met knapperende takken en blauwe fonkelende sporen van in het rond dwarrelende feeën en vlinders. Ze zien Peter Pan die ijverig in zijn boomhut sop staat gaar te koken. Een bellenblaas zo groot als een visnet houdt hij voor zich en met alle lucht die zijn longen kan vullen blaast hij bellen voor Tinkebel. Coretta zegt dat het niet kan. Dat wat in de voorleesboekjes staat heus niet echt waar is en dat ze het zal bewijzen ook. “Zet je voeten maar op mijn handen.” Poppy trekt het klittenband strak en zet een voet op Coretta’s in elkaar gevouwen handen. “Ik zie niks”, zegt Poppy teleurgesteld. Augello lijkt door haar afro een stuk groter dan Poppy, maar eigenlijk schelen ze maar een halve kop. Augello’s moeder had een lap stof van de markt meegenomen waar ze twee jurkjes van maakten. Een voor Ruby en een voor Augello. Maar omdat Augello zo hard groeide moest haar moeder er een rokje van maken. Augello zet haar waterschoentje af en vouwt haar stoffige handen om de rand van de stenen muur. “Zie je wat, zie je wat?”, roepen de andere meisjes in koor. Nu kijkt Corette zelfs met grote opengesperde ogen naar boven. “Ik zie geen Peter Pan. Ik zie alleen een man met een grote, rode neus.” Is hij prins of misschien een koning? Augello trekt een pruillip en komt weer naar beneden. “Nee. Het is die man die Lauryn ballonnen gaf toen ze heel erg ziek was. Die enge, witte man.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten