Het is hier lawaaierig, het interieur is niet af, en op de muur zitten zwarte vegen die verraden dat er heel lang een schilderij of een foto hing. Waarschijnlijk een geschilderd Oost-Europees landschap prijkte. Het felle licht in deze ruimte houdt me kunstmatig wakker. Door mijn wimpers scan ik de boekenkast naast mij. Tientallen boeken staan fier rechtop, dicht tegen elkaar aan. De collectie groeit gestaag. Ik zie titels als ‘De zwarte met het witte hart’, ‘Ik zie, ik zie’, maar ook een verhandeling van Plato, en vraag mij af: Waarom ben ik hier niet vaker?
Op twee meter afstand voert een vrouw, type redacteur bij de Telegraaf, een discussie met een man met warrig haar. Hij laat haar niet uitpraten, dit roept gevoelens van irritatie op. Volgend tafereel. Na een tweede blik op haar geworpen te hebben, zie ik dat de vrouw die schoon linnen over een tafel werpt, niet Viola Holt is. Deze mensen bestaan niet voor mij, ik besta niet voor hen. Zij vormen slechts achtergrondruis. Niettemin besluit ik dat ik deze vertoning niet interessant genoeg vind en begeef mij naar mijn vaste stekje.
Dit is de plek waar ik knopen doorhak, hier ontspruiten de beste ideeën zich aan mijn gedachten. Kruipend in de maagdelijk witte achtergrond, vloeit er steeds weer een golf van rust over mij heen. Zelden zit ik hier niet alleen. Boven alles verkies ik thuis te zijn, met mijn warme witte dekbed om mij heen gedrapeerd. Met desnoods een slecht RTL 4 programma op de achtergrond. In kneuterigheid verblijf ik.
Oooh heerlijk! En heel mooi beeldend geschreven jongedame! ;) Viola zal trots op je zijn ;)
BeantwoordenVerwijderen