donderdag 26 mei 2011

Doen

De deken daarboven
Rijke flows en rap gepraat
Vriendschappelijke raad

Ze pakken me beet en fluisteren hard
Doen maakt staal van wol

Maar ik heb alleen
Een botte heggenschaar
En een lint zo stug als zeemanstouw

Om mijn voeten klemmen loden klotsen
Door mijn vingers ontglipt steeds
De kracht ze voort te stuwen

Ik slinger dan maar heen en weer
Op de tegel waar ik begon
Terwijl ik nog zo hard probeer

zaterdag 21 mei 2011

Een heimelijk stadsparadijs


Een rookwolk speelt kiekeboe met de bamboeschutting achter de loods. Het is half twee ’s nachts en ik ben op een technofeest, vanwaar die rook? Ik loop om de loods heen en schuif de bamboe opzij. Een barbecue vol grijze reuze gamba’s, lamskoteletten en Duitse braadworsten wordt zorgvuldig in de gaten gehouden door een Rastafari in een shirt met psychedelische opdruk. Hij legt zijn jointje op een braderiekassaatje, schudt mijn hand en vraagt met een accent dat goed bij hem past of ik garnalen lust.

Clayton spreekt zijn publiek; jonge horecamensen die gewoonlijk op dit tijdstip bierspellen spelen, monter toe. Hij vertelt dat hij en negen anderen in het schoolgebouw naast de loods wonen. Ze betalen geen huur, hebben een zelfgebouwde sauna, piano, expositieruimte en iedereen houdt alles schoon. Geduldig draait hij de gamba’s om. Hij voelt zichtbaar geen enkele drang om het grillproces te versnellen, mist de mij zo bekende drift om hardhandig het vocht uit zeevruchten te slaan met een ijzeren schuimspaan. Ik probeer de balans te vinden tussen ‘mijn ongebreidelde enthousiasme uiten’ en ‘mezelf in toom houden’. Het voelt een beetje als die keer in Artis toen er een stokstaartje Purple Rain voor me begon te fluiten. Van pure gelukzaligheid wil je het liefste de amandelen uit je keel schreeuwen, maar de vrees is te groot dat zulks averechts werkt en je je onderwerp van fascinatie afschrikt.

Als de zon opkomt verruil ik de techno even voor de stille waterkant. Even verderop rolt Clayton nog een joint, raast een vriendinnetje voorbij op skates, een marinier mummificeert zichzelf in een Ajax-vlag en een meisje met een motorslot om haar nek gedrapeerd dartelt in het rond.
De lucht doet mij aan Claytons shirt denken. Oranje met rode sproetjes, doorkruist met goudgele streken. Ik besef dat er dadelijk einde komt aan dit korte interbellum waarin ieders bezit gemeengoed was en gelatenheid zegevierde. Ik moet weer naar de overkant, waar een biertje twee keer zo veel kost, mijn haarlak niet mee de club in mag, rokers weer zwakke sujetten zijn en zeevruchten gefrituurd zijn en in een Macdonalds verpakking zitten.

Ik bevries het uitzicht en besluit nog heel even binnen te dansen voor dat kleine stukje onontdekt regeringloos paradijs dat Amsterdam nog herbergt.



maandag 25 april 2011

Veilig in de club

De rokersruimte is gevuld met goedgeluimde twintigers. Het is hier niet moeilijk om een gesprek aan te knopen. Ik ga zitten op een stapelstoel van plastic, zo een die je vroeger in de schoolkantine veel zag. Het is de laatste onbezette stoel en ik ben niet de enige die voornemens is er op te vlijen.

Sam is ook goedgemutst dus ik mag zitten. We besluiten het zitvlak te delen. Net als ik heeft Sam sterk de behoefte om te praten. Over de mogelijkheid om er buitengewoon uit te zien in H&M kleding, over de overlap tussen de studies Werktuigbouwkunde en Rechten (nihil), over de hang naar de tijd dat keuzes nog voor je gemaakt werden, over onze held Hans Boutellier, over de Veiligheidsmaatschappij en over vriendschap.

Want wat wij voelen, te midden van al het rookgeweld en flarden van opgetogen gesprekken, zouden we op dat moment het best kunnen omschrijven als ‘de kiem van een vriendschap’. We voegen elkaar toe op vriendenplatform Facebook en besluiten de muziek op te zoeken. De techno manoeuvreert mij in een soort eenmanspolonaise, een houding die om mij heen veelvuldig wordt aangenomen. Sam en ik bevestigen nogmaals hoe fijn het is om mensen te leren kennen met wie je veel gemeen blijkt te hebben.

De twaalf uren die volgen heb ik nog talloze aangename gesprekken. Brownies worden gedeeld, evenals sigaretten, flesjes bier, deodorant. We bekommeren ons om elkaar en zeggen dingen als: “Ik ga je straks missen”. Zondagavond vraag ik mij af of een vriendschap op deze manier zou kunnen ontstaan. Beklonken in het umfeld van snoeiharde muziek en dito versnaperingen. Waren wij niet gewoon verliefd op die plotseling opdoemende wederkerige affectie? Wil Derkse zegt in het boek Over vriendschap (dat ik kreeg van een goede vriendin); “Vriendschap is een zone zonder gevaar.” Als ik Sam nu tegen zou komen in het park zou ik hem misschien niets te vertellen hebben. Alle ingrediënten die ervoor zorgden dat we ons die avond in de rokersruimte of in de danszaal veilig voelden ontbreken. We zouden opnieuw een safe haven moeten creëren. Maar we weten allebei: die avond, op dat moment; was alles oprecht.

zondag 24 april 2011

GONZOWORLD


“Vermijd social networking, dat is voor losers. Het is belangrijk dat je het idee voorwendt dat je het te druk voor dat soort dingen hebt. Post nooit iets van enige betekenis maar ga eens per week online en like dan alles behalve één post van haar. Resultaat: ze zal zich gevleid voelen dat je interesse toont. Maar, belangrijker: de onzekerheid slaat toe: “Wat was er mis met mijn post over honden, verkleed als dictators?” Huilend gaat ze die nacht naar bed, zichzelf plechtig belovend dat ze alles op alles zal zetten om jou voor zich te winnen.

Bovenstaand stukje komt uit The Gonzo Guide to Life; een hilarische handleiding voor de mid-twintiger en de typische situaties waarin hij/zij kan verkeren, op de nieuwe website www.gonzoworld.com. Bekijk 'm hier http://bit.ly/eIkg0H

GONZO is geboren op een regenachtige dag tijdens een bijeenkomst tussen K*SWISS en de mensen in het magazine. GONZO deelt haar naam en inspirator met het Nederlands/Belgisch muziektijdschrift Gonzo (circus) Hunther S. Thompson, die in de zeventiger jaren de Gonzo-journalistiek introduceerde, is voor beide tijdschriften de grootste inspiratiebron. GONZOWORLD put vooral uit de gedachte dat alles uit het leven gehaald moet worden. Het leven wordt mooier door fantasie, lol, begeestering, optimisme en van de regeltjes afwijken.

Daarom besloten de mensen achter GONZOWORLD om elke dag naar hoogtepunten te zoeken en deze vast te leggen in foto’s, stukjes tekst en filmpjes. Het magazine is gratis te downloaden op de website en als je deel wilt uitmaken van de GONZOWORLD crew kun je je daar aanmelden. 

donderdag 14 april 2011

De verborgen juweeltjes van L.A.


Hidden Gems of L.A. is de nieuwe campagnefilm van schoenenmerk Palladium: een urban explorationfilm met actrice Odette Annable in de hoofdrol. 

De vroege zomer wordt passend ingeluid met deze broeierige ontdekkingsreis door Annable’s woonplaats die gekenmerkt wordt door de markante Watts Towers, The Rosslyn Hotel en The Wright House. Geen zevenmijlslaarzen maar extreem lichte, ademende doch robuuste LITE laarzen van Palladium brengen haar en de kijker naar onontgonnen juweeltjes in de stad: de mysterieuze torens van South Central, een kunstenaarskolonie in de schaduw van een snelweg en het dak van een gedenkwaardig hotel in het centrum van een onaf huis van Frank Loyd Wright in de heuvels rondom Malibu.

Voor de duur van de zoektocht ontpopt de vrouwelijke schone zich tot een onverschrokken ontdekkingsreiziger en toont daarmee aan dat de laars van Palladium, sinds de Tweede Wereldoorlog de laars van het Franse Vreemdelingenlegioen, nog steeds relevant voor avonturiers over de hele wereld.






website van Palladium

Objectivity is an illusion - GUP #29 The Women issue


donderdag 7 april 2011

Meer dan duizend woorden: korte verhalen met een foto als inspiratiebron

In de krochten van het nachtleven

http://www.deoptimist.net/2011/01/meer-dan-duizend-woorden/

Hergebruikt idealisme


Zaklampen scannen de stoepen. Een berg vuilniszakken voor een grote supermarkt trekt aandacht. De groep stevent erop af, het enthousiasme is goed voelbaar. Zo voelde Sjakie zich dus in de chocoladefabriek. De vuilniszakken worden zorgvuldig van hun knoop ontdaan, zodat ze later weer dichtgemaakt kunnen worden. “We laten de boel meestal netter achter dan hoe we het aantroffen.”

Ik kijk naar de documentaire over Freegans, mensen die zich verzetten tegen de massaconsumptie en verspild eten uit vuilniszakken nuttigen. Een operazangeres toont fier haar buit: verpakte gesneden sla (eigenlijk houdt ze niet van verpakte sla, het heeft zo’n raar smaakje), bagels, olijfolie en een tijdschrift. De olijfolie is het juweeltje.

Na de film loop ik met een vriendin naar huis. Ze vertelt me over Eddie Vedder.
“We have a greed on which we agreed”. Ik vind het een mooie zin en thuis luisteren we verder. Ik denk aan de Freegans. Grote idealen komen ergens uit voort. Er werd gezegd dat velen van hen slachtoffer zijn geworden van het Amerikaanse kredietsysteem. Ze verloren hun baan, raakten hun huis kwijt en gingen op zoek naar alternatieven. Zo kwamen zij terecht bij ecologische gemeenschappen. Maar in hun ogen woedde ook iets anders. Iets dat veel dichter bij de mens staat dan idealisme. Hebzucht.

Een container vol weggegooide spullen van studenten. De Freegans staan er als geitjes aan het hek bij een kinderboerderij omheen. Ze voelen wat ik voel tijdens de uitverkoop, op een rommelmarkt of in een net ontdekte hippe winkel waar het ook nog eens uitverkoop is. Ogen scannen de spullen, je weet precies welk item jij gaat wilt. Als een havik ga je erop af.

Hebzucht is een zonde die nooit vervuld raakt. De secondelijm, bezem en de aardbeien uit de vuilnisbak belanden op de stapel andere overbodige spullen bij de zelfgeproclameerde utopist thuis. Hergebruik, inderdaad. Van de massaconsumptie. Dat wel.


maandag 28 maart 2011

Utopitect

Dit zijn een paar pagina's uit de gastbijlage van De Optimist in muziektijdschrift Gonzo (circus) magazine. Ik heb de hoofdredactie van de bijlage verzorgd en daarnaast een essay geschreven over Merel Zwarts fotografieproject Utopitect. Klik op de pagina's om in te zoomen. Deze uitgave (Gonzo #102) is nu te koop bij de betere boekhandel.










Opgesloten in de wind

Ik weet niet wat het is
dat me in jouw armen drijft

Je omhelst me als de augustuswind
In een deken van genegenheid
pak je me in en houdt me vast

Niet een troosteloze schouder
waar jij op vlijdt
Die ik meedraag, elke dag

Onder jouw oksel schuilen
Als onder een paddestoel
Bruin met vale stippen
In een droom die ons bijblijft

Volle maan


De flats op Groeneveen hadden nog die honinggraatstructuur die kenmerkend voor de hele wijk was in de zeventiger jaren. Ze keek uit op een parkeerplaats die even breed was als de flat en zo ver reikte dat ze de auto's achteraan niet van elkaar kon onderscheiden. Er lag maar een smalle strook schaduw voor de flat, de late augustuszon had vrij spel op de metalen autodaken. Als ze haar ogen een beetje dichtkneep en over het balkon leunde kon ze station Ganzehoef zien. Ze wist, dat als de metro daar binnenreed, het nog zeven minuten duurde voor Ray of een vriendin of haar zus of wie dan ook de tocht naar de flat had afgelegd. Hoewel het in Rays geval ook langer kon duren, hij kende de jongen uit de buurt en moest soms nog 'dingen regelen'.

Vandaag had hij wel erg lang over de zeven minuten durende voettocht gedaan. Ze had de metro aan zien komen en vervolgens had ze zeker zeven sigaretten gerookt voordat de intercom blijk van zijn aanwezigheid gaf.

Hij lag op de bank en keek tv. Zynnia tikte met haar joint op de balkonreling en nam vervolgens nog een diepe hijs. Ze draaide zich om op het krukje en zag dat hij overeind was gekomen en met de afstandbediening speelde. Hij hield het in zijn rechterhand, liet het door zijn vingers glijden en ving het steeds precies op het moment dat het zou gaan vallen op.
“Wil je iets eten?”, vroeg Zynnia.
“Ik heb dorst”, zei Ray.
“Maar wil je ook iets te eten of niet?”
“Doe maar.”
“Ja, doe maar. Wat moet ik maken dan in godsnaam? Taco's, dat lust je toch? Ik heb nog over van gisteren.”
“Varkensvlees of rund?”
“Weet ik veel, wat maakt het uit?” Zynnia haalde haar schouders op.
“Ik lust geen varkensvlees.”
“Sinds wanneer?” , vroeg Zynnia verontwaardigd en luid, alsof ze hem niet serieus nam.
“Varkens zijn vieze beesten.”
 Zynnia liep naar de open keuken. Ze liep door het kraaltjesgordijn in de deuropening, zonder het eerst aan de kant te schuiven waardoor het in haar in het gezicht sloeg als tegenwind. Het zoomen van de magnetron op de achtergrond en het rinkelen van de kraaltjes vormden 80 seconden lang een eenzaam concert op negen hoog.
“Whatever, Ray, zei Zynnia toen vanuit de keuken. “Je eet het maar, of je eet het niet.”

Zynnia gaf Ray een theedoek en het bord opgewarmde taco's. Ze maakte de salontafel aan zijn kant vrij door de stapel dvd's en post te verschuiven en zette er een blikje gele Fernandes naast. Ze pakte de reclamefolders van de salontafel en ging op de andere bank zitten. Gedachteloos nam Zynnia ze door en legde ze daarna weg. Toen nam ze deze nog eens door, gooide de folders zonder goede aanbiedingen op de grond en legde de rest naast zich neer.
Ze had steeds meer moeite om iets tegen Ray te zeggen. Het leek wel alsof er een muur tussen hen ingemetseld werd, een muur die steeds hoger werd en haar dwong met hem te praten, als een tijdbom.

Ray zette het bord op de salontafel en veegde zijn handen af aan zijn spijkerbroek.

De stilte die volgde was eigenlijk geen stilte; de buurvrouw praatte liefkozend tegen haar kat vanaf haar balkon, de koelkast gromde van ouderdom, Mtv Raw kondigde een nieuwe videoclip aan, de ventilator zoemde en speelde met het kraaltjesgordijn. Toch had het nog nooit zo stil geleken.

“Dit nummer”, Zynnia wees naar de tv. “Weet je waar het over gaat?”
Ray was gaan liggen, zijn hoofd rustte op een kussen en hij keek uitdrukkingsloos naar het scherm.
Zynnia wachtte zijn antwoord niet af. “Hij schrijft een brief naar zijn ongeboren kind, omdat zijn meisje een miskraam heeft gehad. Fucking erg lijkt me dat. Weet je hoe groot de kans is dat je een miskraam krijgt als je een..”
“Kom niet met die domme praatjes bij me aanzetten, hoor je?” Rays ogen werden groot.
Zynnia krulde haar benen op en trok een fleecedekentje over zich heen.
“Hij rapt over zijn ongeboren kind omdat hij spijt heeft over dingen die hij heeft gedaan, snap je? Zijn eigen moeder trapte hem de deur uit en hij heeft alles zelf moeten doen. Daarom zegt hij 'als iets met me gebeurt is dit de brief aan mijn ongeboren kind', Ray maakte wilde handgebaren en praatte hard, alsof hij zelf de jongen uit het nummer was.

Can I believe in my own fate
Will I raise my kids in the right, or the wrong way?
Dear mama I'm a man now
I wanna make it on my own, not a handout
Make way for a whirlwind prophesized
I wanna go in peace.. when I gotta die
On these cold streets, ain't no love, no mercy, and no friends
In case you never see my face again
To my unborn child

“Het is het lot. Je gelooft toch in God, Ray?” Het was een retorische vraag. Zynnia koesterde een wens, in het begin was het een wens, ze had het voor het eerst gevoeld toen ze een jaar of twaalf was en had zich in haar genesteld. De afgelopen jaren was die wens uitgegroeid tot een hardgrondig verlangen. Het verlangen om iets voor zichzelf te hebben. Iets dat haar definieerde, iemand die van haar zou houden en haar niet zou verlaten.

“God gaat je luiers niet betalen.” Ray zat met zijn hoofd tussen zijn knieën en zijn handen om zijn hoofd gevouwen.
Zynnia sprong op van de bank en ging in de deuropening naar de gang staan, haar handen op haar buik.
“Ik hou het.”
Ray liep naar haar toe, pakte met zijn hand haar arm vast en duwde haar ruw opzij. Hij liep naar de voordeur.
“Niet gaan Ray, ik kan het niet alleen.”
Hij draaide zich om. “Als je geen miskraam wilt, laat je me nu gaan.”
Zynnia zag de tatoeage in zijn nek. Er stond 'hustler'. De deur sloeg zo hard dicht dat hij niet  meteen in het slot viel. Ze drukte hem voorzichtig dicht en zakte door haar knieën. Zo bleef ze zitten, zo lang totdat het buiten donker werd en ze door het melkglas van de voordeur de volle maan tot wasdom zag komen.